Uitbouwbrug
Een brug gebouwd volgens de zogenoemde vrije uitbouwmethode.
Nadere omschrijving
Deze bouwmethode wordt in Nederland meestal toegepast bij het overspannen met betonnen bruggen van grote rivieren of kanalen. De bruggen hebben een hoofdoverspanning* van 100 tot 200 meter. Bij een uitbouwbrug wordt op pijlers van de brug een deel van de bovenbouw van ca. 12 meter ter plaatse gestort. Dit zogenoemde hamerstuk wordt ondersteund door het definitieve steunpunt van de brug en door tijdelijke stempels, die dienen om de onbalans tijdens het bouwen op te vangen. Vanuit dit hamerstuk wordt aan beide zijden steeds een deel van de bovenbouw van de brug uitgebouwd, moten genoemd, en hebben meestal een lengte van ca. 3,50 - 5 meter. Het uitbouwen geschiedt met uitbouwwagens. en gaat zo door tot het midden van de overspanning* aan beide zijden van het hamerstuk dan wel het landhoofd is bereikt. Als ook van de andere zijde het midden van de overspanning* is bereikt wordt een sluitmoot gemaakt en worden beide delen tot één geheel gemaakt door middel van zogenoemde continuÏteitsvoorspanning.
Deze wijze van bouwen geeft weinig belemmeringen voor de scheepvaart; immers hulpconstructies in het vaarwater zijn overbodig.
De bouwstadia van een uitbouwbrug
Literatuur
- Binkhorst, H., Hoonaard, J. van den, Manhoudt, J., Remery, F. (Red), 2009, Bruggen in Nederland 1950 -2000, Nederlandse Bruggen Stichting p/a Walburg Pers, Zutphen